Patella luxatie

Bij patella luxatie kan de knieschijf verplaatst zijn naar de binnenkant of buitenkant. Ook kan de knieschijf heel makkelijk verplaatst worden. Dit heeft gevolgen voor het normaal functioneren van het kniegewricht. Patella luxatie kan bij één van de knieën voorkomen, maar meestal zijn beide knieën afwijkend. Hoewel patella luxatie bij alle rassen kan voorkomen, zien we het meestal bij kleine rassen en minirassen, soms bij katten. Heel typisch is het ‘huppeltje’ wat gezien wordt bij de Jack Russel Terriër.

Verschillende gradaties

Patella luxatie kan verschillen in ernst en dit is van belang voor de mogelijke behandeling:

  • Graad 1: De knieschijf zit op de goede plek, maar is makkelijk naar binnen of naar buiten te verplaatsen. De knieschijf gaat uit zichzelf weer terug na loslaten en er is geen sprake van kraken tijdens beweging van het gewricht.
  • Graad 2: De knieschijf verplaatst uit zichzelf tijdens het lopen voor kortere of langere tijd en de hond of kat loopt soms iets kreupel. Uiteindelijk kan er artrose en afvlakking van de gleuf ontstaan.
  • Graad 3: De knieschijf is permanent verplaats naast de gleuf. Als de knieschijf terug gedrukt wordt in de gleuf, dan schiet hij er vanzelf weer uit. De poot wordt vaak iets gebogen gehouden en naast artrose is de gleuf soms helemaal verdwenen.
  • Graad 4: De knieschijf is permanent verplaatst en niet terug te drukken. De gleuf is meestal verdwenen en de de poot wordt omhoog gehouden en soms is er een wijdbeense gang.

 

Oorzaak patella luxatie

Patella luxatie is meestal een aangeboren probleem waarbij erfelijkheid een grote rol speelt, maar soms kan trauma ook patella luxatie veroorzaken. Bij de geboorte is patella luxatie soms niet direct te zien. Door een afwijkende bouw van het skelet en een afwijkende ontwikkeling van het gewricht kan soms in de loop van de tijd patella luxatie ontstaan. Dieren met een chronische patella luxatie hebben naast het ontstaan van artrose ook meer kans op een gescheurde voorste kruisband.

Symptomen

Kreupelheid verschilt van mild en zo nu en dan, tot ernstig en continu. Soms is er een afwijkende manier van lopen totdat de knieschijf plotseling weer in de goede positie schiet. Vaak is het zo dat de hond zijn achterpoot dan naar achteren strekt in een poging om de knieschijf weer op zijn plek te krijgen. Daarnaast willen de dieren niet meer zo graag springen.

Diagnose

De diagnose van patella luxatie wordt gesteld door middel van goed klinisch onderzoek van de achterhand. Dit onderzoek wordt gedaan volgens de richtlijnen van de Raad van Beheer. Kijk voor meer informatie ook even op de site van de Raad van Beheer, www.houdenvanhonden.nl.

Bij klachten moet je natuurlijk niet wachten totdat de dieren 1 jaar oud zijn. Röntgenfoto’s zijn misschien niet meteen noodzakelijk voor de diagnose, maar wel goed om andere problemen uit te sluiten.

Behandeling

Lang niet altijd is chirurgie noodzakelijk. Soms is het een kwestie van spieren kweken in de achterhand. Eventueel kan fysiotherapie hierbij helpen. Soms is een operatie noodzakelijk, zeker als er ook een gescheurde voorste kruisband is. Indien er sprake is van artrose dan moet dit natuurlijk ook behandeld worden.

Chirurgie

Per geval kan de operatietechniek verschillen. Soms is het voldoende om aan een kant het kapsel iets losser te maken en aan de andere kant strakker. Soms moet de gleuf, waarin de knieschijf loopt, uitgediept worden en soms moet de loop van de knieschijf aangepast worden door het verplaatsen van de aanhechting van de knieschijfpees aan het onderbeen. In het laatste geval wordt een gedeelte van het bot van het onderbeen los gezaagd en naar buiten of naar binnen verplaatst. Dit deel wordt vervolgens weer vastgezet met een of twee pinnen en cerclagedraad.

 

Complicaties chirurgie

Bij elke operatie kunnen complicaties optreden. Gelukkig treden deze complicaties niet vaak op.

Zelden kom het voor dat een patiënt overlijdt ten gevolge van de anesthesie. Dankzij het gebruik van anesthesieprotocollen, een zo veilig mogelijke narcose en een goede monitoring is dit probleem geminimaliseerd maar niet gereduceerd tot nul.

Infectie na de operatie kan optreden maar komt eveneens weinig voor door een strikte steriele operatietechniek en het eventueel gebruik van antibioticum. Indien een infectie optreedt dan kan het vaak met snelle behandeling nog goed komen. Soms moeten achteraf wel de implantaten verwijderd worden. Het is belangrijk om bij het vermoeden van een infectie zo snel mogelijk contact op te nemen met de praktijk.

Na de operatie

Na de operatie is de poot verbonden met een drukverband. Dit verband mag u na 24 uur zelf verwijderen. Uiteraard krijgt uw hond of kat een kraag, pijnstilling en antibioticum mee. De eerste 2 weken mag de hond vrijwel niets. Na 14 dagen is de eerste controle op de praktijk en worden eventuele huidhechtingen verwijderd. Daarna begint de echte revalidatie. We willen de hond na 6-8 weken en eventueel na 12 weken weer zien. Voor een goede revalidatie is het verstandig om een dierenfysiotherapeut te consulteren.

Heeft u nog vragen of wilt u advies? Neem dan contact op met onze praktijk.